Astrid is bijna zestien als Theo, de nieuwe vriend van haar moeder, met zijn zoon bij hen intrekt. Vanaf dat moment moet ze samenleven met mensen die haar wezensvreemd zijn. Haar eigen huis wordt met de dag onbehaaglijker voor haar. Verdwenen is de veilige haven, ze weet niet wat ze van de onberekenbare Theo kan verwachten. Astrid trekt zich op aan Ruben, haar tegenspeler in een toneelvoorstelling en toonbeeld van zelfvertrouwen. Maar zelfs hij zorgt voor de nodige verwarring. Ook haar mysterieuze vader laat haar niet los.
De Nederlandse bibliotheekdienst schreef over dit boek: ‘Boeiend, vlot leesbaar, karakters prima getypeerd, voor de lezer heel voelbaar.’
Boek en Jeugd gids: ‘Het verhaal zal (…) lezers weten te boeien, vanwege de herkenbare problematiek. De rustige uitwerking, zonder sensatiezucht, maken het tot een jeugdroman die aanzet tot nadenken.’